Simone Foekens Iza DEN HERTOG - HOUTEN en De Zandruiters
Lezen is dromen met open ogen AVI E4 © 2022 Den Hertog B.V., Houten ISBN 978 90 331 3165 3 Illustraties: Michel de Boer Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij digitaal, elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
7 Een ber icht i n de krant De wind waait in het gezicht van Iza. Ze draaft met Muis over het strand. Achter haar klinkt het hoefgetrappel van Jolly, Omber, Imka en Marko. Het strand voor Iza en Muis is leeg. Iza zet Muis aan tot galop. Jolly, Omber, Imka en Marko volgen het tempo. Iza zou zo wel de hele dag door kunnen rijden. Wat jammer dat Muis geen hele dag kan draven. Iza is zo blij dat ze in Zanddorp woont! Hier zijn duinen met mooie ruiterpaden en natuurlijk het strand en de zee. Toen ze hoorde dat ze gingen verhuizen, was Iza eerst helemaal niet blij. Ze wilde niet weg. Ze wilde naast haar beste vriendin Ruth blijven wonen. Nu woont ze op manege In Galop. Vlak bij de duinen en de zee. Bij de manege hoort ook een vakantiepark. Iza heeft hier al veel avonturen beleefd. Ze wil hier nooit meer weg! Oma is een poosje geleden ook naar Zanddorp verhuisd. Dat is heel gezellig. Iza maakt hier ook steeds meer vrienden. Tina, Noor, Emma en de tweeling Abel en Seth. Tina was vroeger erg bang voor paarden. Nu niet meer, maar ze houdt nog steeds niet van paardrijden. Noor, Emma, Abel en Seth wel. Zij hebben, net als Iza, hun ruiterbewijs gehaald. Nu maken ze vaak samen buitenritten. Iza rijdt ook vaak samen met haar ouders of met haar grote broer Job. Soms gaat ze alleen of met Sam, het hondje dat ze gered heeft. Dat is ook fijn. Daar is de strandopgang waar ze van het strand af moeten, de
8 duinen in. Iza houdt Muis in en in stap rijden ze door het zachte, mulle zand naar de strandopgang. Ze stijgen af, want de strandopgang is steil. Achter elkaar lopen ze met hun paard naar boven. Iza kijkt om. Ze heeft vast net zulke rode wangen als de anderen. De ogen van Noor stralen als sterren. Zo fijn vindt ze paardrijden. ‘Ik zou de hele dag door kunnen rijden,’ zegt Emma. ‘Ik ook,’ zegt Abel. Iza knikt alleen maar, want Emma zegt precies wat ze zelf net ook dacht. ‘Jij boft maar,’ zegt Seth tegen Iza. ‘Jij kunt altijd rijden als je wilt.’ ‘Nou, altijd...’ zegt Iza. Maar ze begrijpt wel wat Seth bedoelt. Ze zit bijna elke dag op een paard en soms wel een paar keer op een dag. Haar vrienden hebben één keer in de week les en soms maken ze een buitenrit. Dat kan alleen als de paarden niet als lespaarden nodig zijn en als de paarden niet te moe zijn. Iza helpt vaak mee met de lessen en als er een buitenles is, rijdt ze ook vaak mee. ‘Ja, ik ben een echte bofferd,’ zegt ze. Dan zijn ze boven. Ze stijgen weer op. Iza stuurt Muis het ruiterpad op. In een rustige draf rijden ze terug naar de manege. Stapvoets gaan ze het erf op en stijgen af. Papa komt net uit de stal naar buiten. ‘Fijn gereden?’ vraagt hij. ‘Superfijn,’ zeggen ze tegelijk. ‘Dat is mooi,’ zegt papa. Hij wil nog wat zeggen, maar Iza is sneller. ‘Ja pap, we gaan nu eerst de paarden verzorgen,’ lacht ze. Papa lacht mee. ‘Jullie zorgen allemaal heel goed voor de paarden. Dat weet ik best. Ik hoef het helemaal niet te zeggen, maar dat gaat vanzelf.’ ‘Onze moeder roept altijd dat we onze schooltassen moeten opruimen. Ook als we dat al gedaan hebben,’ zegt Seth. ‘Mijn moeder doet dat met tafel afruimen,’ lacht Emma.
9 ‘Tja, vaders en moeders zijn gewoon zo,’ zegt papa. Hij loopt naar de schuur om een kruiwagen te pakken. Iza, Emma, Noor en de tweeling leiden de paarden de stal in. Ze poetsen de paarden. Als ze klaar zijn, verwennen ze hun paard met een lekkere appel. Als ze in de keuken komen, zit Job daar aan tafel. Hij leest de krant. ‘Kijk eens. Is dat niet iets voor jullie?’ zegt hij. Job schuift de krant naar hen toe en wijst iets aan. Iza buigt zich over de krant. Abel en Seth doen hetzelfde. ‘Wat staat er?’ vraagt Noor. Iza ziet hoe de tweeling elkaar even aankijkt. Ze spreken iets af zonder iets te zeggen. Dan begint Seth voor te lezen. Het is fijn dat hij dat doet, vindt Iza. Want Noor heeft dyslexie. Ze vindt het veel fijner om voorgelezen te worden dan om zelf te lezen. Zanddorp bestaat 500 jaar, staat er met dikke letters boven het artikel in de krant. Seth leest hardop voor: ‘Over een paar weken bestaat Zanddorp 500 jaar. Dat willen we vieren, zegt de burgemeester. Er komt een lichtshow, een braderie en...’ ‘Wat is een braderie?’ vraagt Emma. ‘Een soort feestmarkt met allemaal leuke kraampjes en dingen om te doen,’ legt Abel uit. ‘Leuk,’ zegt Emma. ‘Lees maar door, Seth.’ ‘Er komt dus een lichtshow, een braderie en een feestelijke optocht. Iedereen mag meedoen met de optocht. De mooiste wagens in de optocht winnen een prijs. Wow, de hoofdprijs is 500 euro!’ Seth kijkt op. ‘Wij moeten meedoen met de paarden,’ zegt hij. ‘Nee joh,’ zegt Iza. ‘Die kunnen toch niet op een wagen?’
10 ‘Ze kunnen een wagen trekken,’ bedenkt Noor. ‘Misschien hoeft het geen wagen te zijn, maar mag het ook iets anders zijn,’ zegt Abel. ‘Dat denk ik wel, hoor,’ zegt Job. ‘Stilstaande dingen, die moeten op een wagen. De paarden kunnen zelf lopen.’ ‘Hoe moeten we ons aanmelden, Seth?’ vraagt Iza. ‘Even kijken. Ja, hier staat het. We moeten een mail sturen. Daarin moet staan hoe we heten... Daar hebben we gelijk al een probleem. Hoe heten we?’ ‘Dat is toch geen probleem?’ vindt Noor. ‘We bedenken gewoon iets.’ ‘Sanie,’ zegt Emma. ‘Wat is dat?’ vraagt Noor verbaasd. ‘De beginletters van onze namen,’ zegt Emma. ‘Dat vind ik niks,’ zegt Seth. ‘Het klinkt raar. Alsof het zeep is.’ Emma zegt niets terug. Ze vindt het zeker ook niets. Iza denkt na. ‘Mimjo, de eerste letters van de namen van onze paarden.’ ‘Hm,’ bromt Seth. ‘Dat klinkt in elk geval beter dan Sanie.’ Job heeft de krant weer naar zich toe getrokken. ‘Jullie hebben nog een week om je aan te melden,’ zegt hij. ‘We kunnen er dus nog even over nadenken,’ zegt Iza. En dat spreken ze dan ook af.
11 De ponyclub ‘Ik heb een idee,’ zegt Iza twee dagen later. Iza zit met Emma, Noor, Abel en Seth in de kantine van de manege. Ze hebben hun rijkleding nog aan, want ze hebben net les gehad. Door het grote raam kunnen ze in de binnenbak kijken. Daar geeft mama les aan de volgende groep ruiters. Marko bokt. De ruiter op zijn rug valt bijna. Tijdens hun les probeerde Marko ook ondeugend te zijn. Maar Noor lette goed op. Marko kreeg geen kans om gekke dingen te doen. ‘Wat is jouw idee, Iza?’ vraagt Noor. ‘We richten een ponyclub op!’ Iza kijkt hen aan. ‘Is dat een goed idee of is dat een goed idee?’ Het blijft even stil. Dan zegt Seth: ‘Dat is een leuk idee. Maar hoe heb je dat bedacht?’ ‘Wat dacht je?’ Iza tikt met haar wijsvinger tegen haar hoofd. ‘Met mijn denkhoofd natuurlijk.’ ‘Ja, haha,’ zegt Seth. ‘Ik bedoel, wat gaan we doen als ponyclub? We doen nu toch ook al veel samen?’ Abel knikt. Hij is het met zijn broer eens. Abel en Seth zijn het bijna altijd met elkaar eens. Maar Emma zegt: ‘Ik vind het een leuk idee om ons groepje een naam te geven.’ ‘Ik ook,’ zegt Noor. ‘Ik ook,’ zegt Abel dan.
12 Seth knikt. ‘We gaan dus niet ineens andere dingen doen?’ vraagt hij. Iza schudt haar hoofd. ‘Nee, dat hoeft niet. Gewoon wat we altijd doen.’ ‘Als we meedoen met de optocht gebruiken we die naam,’ zegt Emma. ‘Precies,’ zegt Iza. ‘Hoe gaan we ons noemen?’ vraagt Seth. ‘Heb je daar ook al een idee over?’ ‘Geen Sanie en ook geen Mimjo,’ zegt Abel meteen. In gedachten puzzelt Iza met de eerste letters van hun namen en met de letters van de namen van de paarden. Dan zucht ze. Ze kan er niets leuks van maken. Toch wel jammer. Het lijkt of Noor haar gedachten heeft gelezen. ‘Beginletters zijn niet slim,’ zegt ze. ‘Van onze namen niet, want misschien komen er wel meer mensen bij. Maud of Marja bijvoorbeeld. Van de paarden ook niet, want alleen jij hebt een eigen paard. Jij rijdt altijd op Muis, maar wij rijden ook weleens op een ander paard.’ ‘Je hebt gelijk,’ zegt Iza. ‘We moeten dus iets anders bedenken.’ Ze staren elkaar aan en kunnen niets bedenken. ‘De Zanddorpse Ponyclub,’ stelt Iza dan voor. Ze rolt met haar ogen. Het is een goede naam, maar het is geen leuke naam. ‘Het is wel leuk om iets met Zanddorp te doen,’ vindt Noor. ‘Toch?’ Vragend kijkt ze om zich heen. De anderen knikken. Ineens slaat Seth met zijn hand op het tafeltje. ‘De Zandruiters,’ roept hij. ‘We wonen in Zanddorp, we rijden vaak over het strand en we vallen ook weleens van ons paard.’ ‘Als iemand van zijn paard valt, noemen ze dat ook weleens een zandruiter,’ weet Iza. ‘Ik vind het een grappige naam,’ zegt ze. De anderen zijn het met haar eens.
13 ‘De Zandruiters dus,’ zegt Abel. ‘Zullen we ons gelijk inschrijven voor de optocht?’ vraagt Iza. ‘Dat is goed,’ zegt Abel. ‘Dan kunnen we het niet meer vergeten.’ ‘Stel je voor dat we winnen,’ droomt Noor. ‘Wat gaan we dan doen met het geld?’ ‘Op ponykamp,’ zegt Emma meteen. ‘Goed idee,’ roepen ze. ‘De Zandruiters!’ Job moet er hard om lachen. ‘Net alsof jullie steeds van jullie paard af vallen.’ ‘Dat is flauw, Job,’ zegt mama. ‘Ik vind het goed bedacht, hoor. Het is juist grappig dat de naam van jullie club meer dingen betekent.’ ‘Dat vinden wij ook.’ Achter de rug van mama steekt Iza gauw haar tong uit naar Job. ‘Mogen we ons aanmelden voor de optocht?’ ‘Van mij wel. Als de andere ouders het ook goed vinden?’ Mama kijkt Emma, Noor, Seth en Abel om de beurt aan. Ze knikken allemaal. Iza start de computer op. Een paar minuten later is het geregeld. ‘Nu moeten we nog bedenken hoe we ons verkleden,’ zegt Abel. ‘O ja,’ zegt Iza. Daar heeft ze nog niet over nagedacht. Ze wilde zo graag meedoen met de optocht, dat ze helemaal niet aan verkleden gedacht heeft. Ze moet er zelf een beetje om lachen. ‘We gaan als ridders,’ zegt Abel. ‘De paarden zijn onze strijdrossen, onze vechtpaarden.’ ‘Bluh,’ zegt Emma. ‘Ik wil niet als ridder.’ ‘Dat is juist gaaf!’ roept Seth. ‘Dan nemen we zo’n grote sjabrak voor de paarden. Jullie weten wel, zo’n kleed voor onder het zadel. Net als ridders vroeger hadden. Een van de moeders wil die vast wel maken.’ Met een schuin oog kijkt hij naar mama.
RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==